Bewaar originele plaatsbewijzen voor reisaftrek

Om in aanmerking te komen voor reiskostenaftrek moeten uw werknemers originele plaatsbewijzen kunnen overleggen. De Hoge Raad heeft hierover duidelijkheid verschaft. Eerder vond Gerechtshof Amsterdam dat bankafschriften met daarop de pinbetalingen voor de openbaarvervoerkaartjes ook voldoende bewijs voor de fiscus zijn. Nu blijkt dat niet zo te zijn.

Als uw werknemers met het openbaar vervoer reizen, hebben zij voor de inkomstenbelasting recht op reisaftrek, en wel onder de volgende voorwaarden:
– Als werkgever verstrekt u uw werknemers geen vervoerbewijzen (want dan zou het gelden als ‘vervoer namens de werkgever’).
– De met het openbaar vervoer afgelegde reisafstand van woning naar werk moet meer dan tien kilometer bedragen.
– De werknemer moet aan de Belastingdienst een verklaring overleggen.
– De werknemer reist minimaal één keer per week of veertig keer per kalenderjaar met het openbaar vervoer naar zijn werk.

Uw werknemer vermindert het bedrag van de reisaftrek met de reiskostenvergoeding die u hem betaalt.

Verschil in verklaringen
De vereiste verklaring kan een openbaarvervoerverklaring zijn die het openbaarvervoerbedrijf aan uw werknemer heeft afgegeven. Maar als uw werknemer niet met abonnementen reist – omdat hij bijvoorbeeld in deeltijd werkt – kan hij toch voor de reisaftrek in aanmerking komen. Dan moet hij een reisverklaring van u als werkgever  overleggen. De reisverklaring die u ondertekent, moet het volgende bevatten: uw naam en adres, de naam en het adres van uw werknemer en het aantal dagen per week waarop hij meestal per openbaar vervoer naar zijn werkplek(ken) reist. Naast deze reisverklaring moet hij dus ook de originele vervoerbewijzen kunnen overleggen.

Maximaal € 1989
De aftrekpost kan maximaal € 1989 bedragen, afhankelijk van het aantal dagen dat men reist en de afgelegde reisafstand.