Ondernemers die in het verleden met hun bank een financieringsovereenkomst hebben gesloten met een rentederivaat zijn niet goed geïnformeerd over de grote risico’s en waren zich daarvan vaak niet bewust. De banken hebben daardoor hun bijzondere zorgplicht geschonden. Dat oordeelden veel rechters vorig jaar. De financieringsproducten met rentederivaten moesten daarop worden herbeoordeeld, met name op het punt van de kwaliteit van dienstverlening bij het afsluiten van die producten.
Maar uit steekproeven van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bleek eind vorig jaar dat die herbeoordelingen niet goed zijn gedaan en dat het belang van de ondernemer onvoldoende wordt gewaarborgd. Een groot deel van de herbeoordelingen moet daarom worden overgedaan aan de hand van nieuwe criteria en instructies van de AFM. Daarbij worden drie externe deskundigen ingeschakeld die met iedere bank een plan van aanpak opstellen, waarbij het klantbelang centraal staat. In het plan van aanpak staan de acties en maatregelen die de bank moet nemen om de opgelopen schade te compenseren en toekomstige schade te voorkomen. De AFM verwacht dat de banken de herbeoordelingen en de daaruit voortvloeiende herstelacties medio 2017 hebben afgerond.
Let op
De AFM beperkte aanvankelijk de herbeoordelingen tot de op 1 april 2014 lopende rentederivatencontracten. Maar de uitkomsten van de steekproeven waren aanleiding om de herbeoordelingen uit te breiden naar rentederivatencontracten die vóór 1 april 2014 waren beëindigd.